Keep up with our latest news and projects!
Hoe richt je een stad kindvriendelijk in? Nu uitbreiding steeds meer plaatsmaakt voor inbreiding en de beschikbare ruimte schaarser wordt, wordt die vraag steeds prangender. Den Haag probeert nadrukkelijk de openbare ruimte kindvriendelijker te maken. We praten daarover met Ruud Ridderhof, programmamanager openbare ruimte bij de dienst Stadsbeheer, en Bastiaan de Jong, wijkmanager in de wijk Mariahoeve.
‘Ik vind het vreselijk benauwend om kindvriendelijk te verengen tot veilige speelplaatsen’, zo trapt Ridderhof af. ‘Spelen is voor mij ten diepste een vorm van onderzoek. Dus creëer omgevingen die het onderzoeken waard zijn. Veiligheid is natuurlijk nodig, maar combineer die met spanning. En ga niet alleen van kinderen uit, maar van heel de mens.’ ‘Maar zorg wel dat je door de bril van kinderen naar de stad kijkt, niet vanuit een volwassenenperspectief’, reageert De Jong. Hij geeft twee praktijkvoorbeelden waarin het kind- en het volwassenenperspectief verschillen. ‘We dachten een veilige speeltuin te hebben gemaakt, maar kinderen zagen een vlakbij gelegen fietspad waar racefietsers over fietsten als een serieuze belemmering. En bij een tramovergang met hekjes wezen zij erop dat je makkelijk om die hekjes heen kunt.’
Als wijkmanager nodigt hij via scholen en verenigingen vaak kinderen, meestal uit groep zeven en acht, uit om samen plekken te bekijken. Wat zou daar moeten gebeuren om het leuker en spannender te maken? Ook dan signaleert de kinderblik vaak andere dingen dan die van de volwassenen. ‘Waar wij een donker hoekje zien dat we als onveilig ervaren, zien zij juist een mooie speelplek.’
Wat gebeurt er als kinderen eenmaal hun visie hebben gegeven? De Jong: ‘Het is af en toe duwen en trekken om op dit gebied iets gedaan te krijgen binnen de ambtelijke organisatie. Daarvoor is een verandering van perspectief nodig. Dat is een heel proces, en dat is nog niet voltooid in Den Haag. Wat hierbij helpt, is dat we vakspecialisten, zoals groenbeheerders en beleidsmedewerkers, meenemen op dit soort tochten. Dan worden ook zij zich bewust van die andere manier van kijken van kinderen.’
Ridderhof signaleert nog een ander probleem: de beperkte spanningsboog van kinderen. ‘Er zijn allerlei leuke manieren om ze bij het inrichten van een plek te betrekken, bijvoorbeeld door ze op de computer te laten ontwerpen met behulp van digitale bouwstenen, maar het probleem is de tijd tussen ontwerp en realisatie. Die is vaak te lang voor ze. Dan verliezen ze hun aandacht en betrokkenheid. Ik zie eerlijk gezegd niet goed hoe je dat kunt verhelpen.’
De Jong: ‘Je moet inderdaad niet pas zes maanden na een ontwerpsessie een plan maken en dat pas een jaar later uitvoeren. Wat wij doen, is een soort mini-colleges organiseren met kinderen en beheerders van de openbare ruimte. De beheerders leggen de kinderen dan uit wat de grotemensenregels zijn en hoe ze daar in het ontwerp rekening mee kunnen houden. Daardoor worden de plannen beter en kunnen ze worden gerealiseerd.’
Ridderhof stelt vast dat er al het nodige is verbeterd in Den Haag. Er is minder ‘schaamgroen’, groen dat vanuit een gebrek aan verbeelding wordt neergekwakt. Hij prijst natuurspeelplaats Zuiderpret in het Zuiderpark, waar een kunstmatige beek is aangelegd en waar kinderen kunnen spelen met water, zand, modder en boomtakken. Ook het initiatief van het museum Beelden aan Zee, dat op de boulevard van Scheveningen een groot buitenterras heeft aangelegd met sprookjesbeelden van beeldhouwer Tom Otterness waar kinderen vrijuit op mogen klauteren, vindt hij een goed voorbeeld. ‘Dat is aanraakbare kunst, die uitnodigt en waar gezinnen en kinderen graag op af komen.’
Een uitdaging bij inbreiding is volgens Ridderhof om niet alleen plekken te creëren, maar ook routes. ‘Routes zijn spannender dan plekken. Het gaat om paadjes, doorgangetjes en andere informele routes. Dat is een lastig punt bij inbreiding, want daarbij bouw je de boel vaak vol en verbreek je juist verbindingen. De afgelopen twintig jaar hebben we veel ruimte teruggegeven aan de fietser, ik vind dat het nu tijd is voor de voetganger. Dit is iets waar je ook op moet letten voor senioren, bijvoorbeeld in de omgeving van verzorgingshuizen.’
‘Hebben jullie kinderen eigenlijk betrokken bij Ruimte voor de Stad (een agenda voor de ruimtelijke ontwikkeling van Den Haag, red.)?’, informeert De Jong.
‘Bij mijn weten niet,’ reageert Ridderhof. ‘Maar dat is ook lastig met dergelijke abstracte onderwerpen. Ze op dat niveau laten meepraten is niet realistisch.’
‘Dat ben ik niet met je eens’, reageert De Jong. ‘Zolang je er maar rekening mee houdt. Heb het bijvoorbeeld niet over ruimtelijke structuren, maar over het bouwen van nieuwe huizen.’
‘Ik denk dat de Omgevingswet op dit punt een ontwikkeling ten goede is’, borduurt Ridderhof hierop voort. ‘Die dwingt je om integraler te kijken en intelligenter samen te werken. Dat is precies wat je bij verdichting nodig hebt. Dat haalt ambtenaren ook uit hun cellenblok.’
‘Maak de burger, en dus ook het kind, veel meer de bron van de inrichting van de openbare ruimte’, besluit De Jong.
Interested? Join The City At Eye Level and share your story!
Discover moreDen Haag is de residentie van Nederland: de koning heeft er zijn paleis, regering en parlement zetelen er. De stad is sterk internationaal georiënteerd en profileert zich als plaats van vrede en recht. Onder meer het Vredespaleis, waar het Internationaal Gerechtshof en het Permanente Hof van Arbitrage zijn gehuisvest,
staat er. Met ruim 500.000 inwoners is Den Haag de derde stad van Nederland, na Amsterdam en Rotterdam. Bijna de helft van de inwoners is allochtoon. De bevolking is relatief jong. Hoewel in de Randstad gelegen, is Den Haag de enige grote Nederlandse stad aan de Noordzee. Voor een grote stad is er veel groen en natuur, met strand en duinen, maar ook parken en landgoederen.