Keep up with our latest news and projects!

  • This field is for validation purposes and should be left unchanged.

Placemaking
moet voorbijgaan aan
het tijdelijke

All stories

Charlot Schans is programmamaker bij Pakhuis De Zwijger, platform voor creatie en innovatie in Amsterdam, dat de Placemaking Week mede-organiseert en host. Schans houdt zich vooral bezig met stedelijke ontwikkeling en sociale innovatie.

Charlot, wat wil je de Placemaking Week meegeven?

‘Dat placemaking, wanneer het goed wordt uitgevoerd, een interessant instrument is om belanghebbenden, ook minder vanzelfsprekende, bij elkaar te brengen rond een gedeelde ambitie. Dat het gaat om verbetering van publieke ruimte maakt het vanzelfsprekender om te experimenteren met een cocreatieve aanpak dan bijvoorbeeld bij het gezamenlijk inrichten van een gebouw. Placemaking is niet even een publiekprivate samenwerking uit de grond stampen. Het is ook niet alleen ontwerpen, het is een proces, dat speelruimte biedt aan betrokkenen. Goede openbare ruimte is essentieel voor het karakter van de stad. De publieke ruimte is het eerste wat je er beleeft. Zelf word ik vooral geïnspireerd door voorbeelden die buiten hun eigen domein treden, die zich begeven op het snijvlak van het publieke en het private en die meervoudige waarde toevoegen aan een gebied; initiatieven die naast publieke ruimte bijvoorbeeld ook huisvesting en werkplekken realiseren, en die werken op basis van principes als circulariteit en cocreatie.’

Waarom is Pakhuis De Zwijger bij de Placemaking Week betrokken?

‘Ons hart gaat sneller kloppen van leefbare steden die verwelkomen en duurzaam zijn. Het is uniek om mensen die daar mondiaal mee bezig zijn bij elkaar te hebben. In Pakhuis de Zwijger organiseren wij dagelijks bijeenkomsten om samen met stakeholders in de stad na te denken over en te werken aan oplossingen. Er zijn hier in het verleden veel fouten gemaakt, dus hoe meer dialoog en inspiratie des te beter.’

Wat voor fouten?

‘Zielloze nieuwbouw die niet kijkt naar het gebruik van de publieke ruimte en die de plinten verwaarloost. De wijk IJburg is daar een goed voorbeeld van. Er wordt nog vaak te weinig nagedacht over een goede menging van functies. Daardoor ontstaan er te veel eenzijdige woonwijken en bedrijventerreinen.’

Is jullie rol vooral faciliteren of ook agenderen?

‘Beide. Maar soms zou ik wel meer willen agenderen. We werken veel samen met ontwikkelaars en gemeenten. Bij lang niet alle partijen is procesinnovatie even vanzelfsprekend.’

Wat vind je van placemaking in Nederland?

‘We hebben de neiging te denken dat het elders allemaal beter is, maar ik vind de stedelijke planning in Nederland redelijk goed, met name wat betreft het betrekken van stakeholders. Vergelijk dat eens met hoe het er in steden als Boekarest aan toe gaat… Je merkt dat het poldermodel, het idee dat we het samen moeten doen, bij ons in de haarvaten zit.’

Jullie zijn sterk betrokken bij de stadmakersbeweging, vertel daar eens over?

‘De afgelopen jaren heeft Pakhuis de Zwijger netwerken opgezet van stadmakers in steden in Nederland en Europa, om inspiratie en kennis te delen. Stadmakers zijn veelal citizen driven initiatieven, waarbij bewoners bijvoorbeeld ageren tegen leegstand, of gezamenlijk een energiecoöperatie oprichten. Deze initiatieven schoten de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond, deels als gevolg van de economische crisis, waardoor veel commerciële projecten stil kwamen te liggen en er ruimte ontstond voor initiatieven van onderop. In Amsterdam zijn De Ceuvel (een circulaire broedplaats in Amsterdam-Noord, red.) en Roest (een stadsoase in Amsterdam-Oost, red.) daar mooie voorbeelden van, in Berlijn Holzmarkt. Dat laatste project is nog wat activistischer dan De Ceuvel. Met een referendum werd kantoorontwikkeling langs de Spree tegengehouden. Vervolgens is er op 18.000 vierkante meter een urban village ontstaan, met woningen en ateliers, een park, een club, een hotel, podia… Behalve dat daar slim gebruik is gemaakt van de creativiteit van de achterban is Holzmarkt erin geslaagd financiering los te krijgen van pensioenfondsen en particulieren, dat vind ik bijzonder. Wat ik zie, is dat projecten die hun meerwaarde goed weten te articuleren erin slagen succesvol te onderhandelen over een permanente status. Een ander kenmerk is dat ze een goede verbinding weten te leggen tussen wat er binnen en buiten gebeurt, door zich ook te ontfermen over de openbare ruimte.’

Wat zijn kenmerken van de stadmakersbeweging?

‘Het is een veelkoppig monster, in positieve zin dan. Een hele brede beweging. Het loopt van hyperlokaal en vrijwillig tot heel ondernemend. Nu de economie in de meeste steden weer is aangetrokken, is het tijd voor de volgende stap. Anders wordt het al snel business as usual waarbij de hoogste bieder wint, en dan wordt de beweging net zo vlot weer van de kaart geveegd als ‘ie opkwam.’

Wat is die volgende stap?

‘Voorbij gaan aan het tijdelijke. Er moet worden nagedacht over eigenaarschap en het creëren van een level playing field waarbij alle stakeholders gelijkwaardig om tafel zitten. Als je een permanente status wilt, moet je daarover van tevoren goed nadenken. Daar hoort bij dat je bijvoorbeeld een nulmeting doet en nadenkt over je waardepropositie en governance.’

Wat is een goed voorbeeld daarvan?

‘Hotel Buiten aan de Sloterplas. Daar hebben ze het levendiger maken van de Sloterplas weten te verbinden met het gemeentelijke doel om het publiek meer over de stad te verspreiden. Ik vind het  een kenmerk van professionalisering dat je goed weet te formuleren ‘what’s in it for all of us’, dus niet alleen wat je er zelf aan hebt. Als je dat niet kunt, dat bredere doel formuleren en daarop kapitaliseren, zie je vaak na vijf of zeven jaar de energie wegzakken. Want dan is de moed voor zoveel vrijwilligerswerk op, en is er een bredere basis nodig. Soms hebben projecten die professionaliteit niet van nature in zich en is er begeleiding nodig. Maar dan stuiten ze erop dat daar niet echt een partij voor bestaat. Ja, soms helpen ambtenaren privé mee, maar die komen dan al snel in een dubbelrol terecht. Een bureau als STIPO zou die rol kunnen spelen, of wij.’

Hoe vind je dat ontwikkelaars en de gemeente met placemaking bezig zijn?

‘De gemeente staat voor een enorme bouwopgave en wordt daar mogelijk minder innovatief van. De procesinnovatie dreigt onder de toegenomen bouwsnelheid weer te sneuvelen, terwijl leefbaarheid en kwaliteit van de openbare ruimte juist als randvoorwaarden in de tenderfase moeten zijn opgenomen. Ik zie momenteel meer spannends gebeuren bij ontwikkelaars. AM is bijvoorbeeld bezig doelgroepspecifiek te bouwen, bijvoorbeeld voor millennials, en neemt daarbij ook de omgeving en plinten mee. En BPD experimenteert met een shared plinth, waarbij de buurt verantwoordelijk is voor de invulling en exploitatie.’

Moeten er meer De Ceuvels komen?

‘Dat zou natuurlijk mooi zijn. Maar lukt dat niet op kavelschaal, dan zou ik elementen ervan graag geïntegreerd zien in andere projecten. De waarde van dit soort creatieve en levendige plekken wordt steeds meer ingezien. Een bewijs daarvan is dat Roest een permanente plek krijgt in de ontwikkeling van het Oostenburgereiland. Ook het Westerdokmodel (dat bepaalt dat in nieuwbouwprojecten tijdelijk betaalbare broedplaatsen beschikbaar worden gesteld, red.) is een positieve ontwikkeling. Wel is het jammer dat het ook daar om een tijdelijke impuls ging, en er nu vooral nog advocatenkantoren zitten. Broedplaatsen zouden een blijvend element van nieuwe wijken moeten zijn. Maar dat gebeurt niet altijd omdat Amsterdam zich soms te veel laat leiden door korte termijn financiële motieven. Gelukkig wordt er steeds vaker mee geëxperimenteerd, zoals nu bij de N-kavel op Sloterdijk.’

Welke lessen kunnen we van andere landen leren?

‘Vooral dat er andere financieringsvormen en organisatiemodellen mogelijk zijn. In Duitsland is het bijvoorbeeld makkelijker om een coöperatie te beginnen; die rechtsvorm is daar gebruikelijker. In veel landen zie ik ook meer speelruimte in de besluitvorming. Bestuurders zeggen er gewoon: ik vind jullie tof, kom erbij. In Nederland is de besluitvorming meer dichtgetimmerd. Ik ben voor regelluwe zones.’

Wat is er goed aan Nederland?

‘Het is hier makkelijk om de wethouder te bellen. We drijven op een activistisch verleden. Er is een constructieve dialoog. Terwijl sommige landen in Europa nog volop aan het democratiseren zijn, hangt hier een post-activistische vibe. Er is de voortdurende drang om met elkaar in gesprek te gaan.’

Do:

  • Het samen doen. Placemaking als een proces zien. Het eigenaarschap, de governance en de financiering goed regelen.

Don’ts:

  • Beschouw placemaking niet als iets tijdelijks. Zie het niet als een bottom-up of een top-downproces; het is allebei tegelijk. En zie placemakers niet als een instrument in het creëren van vastgoedwaarde.

Hey, you!
We’re searching for new writers and stories about plazas and city centers.

Interested? Join The City At Eye Level and share your story!

Discover more

Zelf doen jullie aan placemaking door het pleintje voor jullie pand te claimen…

‘Ja, dat hebben we in 2016 gedaan naar aanleiding van ons tienjarig bestaan. We hebben het City Makers Square genoemd. Het staat ook zo in Google Maps. De Piet Heinkade, waar wij aan zitten, had een levendige boulevard moeten worden, maar is een winderige kantorenallee geworden. Dat we het pleintje hebben geclaimd, is om mensen te prikkelen: doe wat met je omgeving! Er komen hier elke dag ambtenaren, maar die hebben er nog nooit wat van gezegd.’

RELATED
STORIES

All stories