Keep up with our latest news and projects!
De gemeente Groningen was na drie decennia toe aan een herijking van het beleid voor de inrichting van de openbare ruimte. Stedenbouwkundige Jaco Kalfsbeek en programmamanager Gavin van Osnabrugge – beiden in dienst bij de gemeente Groningen – vertellen hoe flexibiliteit zowel in de nieuwe Inrichtingsleidraad als in de ontwikkeling van de binnenstad zelf centraal staat.
‘Een soort Handboek Soldaat, die tendens was er – terecht of onterecht – ontstaan rond de oude leidraad,’ zegt programmamanager binnenstad Gavin van Osnabrugge. Die leidraad was de praktische uitwerking van het masterplan Ruimte voor Ruimte waarin de gemeente Groningen haar visie op de publieke ruimte in de binnenstad vastlegde en die sinds 1993 deel uitmaakte van het integrale plan Binnenstad Beter. De afgelopen vijfentwintig jaar is het plan van aanpak bij dit masterplan consequent toegepast bij alle vraagstukken rondom de inrichting van de openbare ruimte. Maar de laatste jaren nam het draagvlak ervoor af. Het kader werd door velen als te rigide ervaren en bood te weinig ruimte voor maatwerk. Van Osnabrugge: ‘De druk op de openbare ruimte is toegenomen en de samenleving stelt in de huidige tijd ook andere eisen aan de binnenstad. Tegelijkertijd moet Stadsontwikkeling de samenhang in het stadsbeeld bewaken, zeker met het oog op een naderende reeks herinrichtingsprojecten. Het was dus tijd voor een evaluatie en een herziening.’
In het kader van dat proces nodigde de gemeente Stipo uit om in de zomer van 2016 de driedaagse masterclass ‘Placemaking in Groningen’ te organiseren. Daarbij deden collega’s binnen de gemeente ervaring op
met het denken over de binnenstad als systeem, met het analyseren van plekken en met het toepassen van strategieën om gebruikers (bewoners, ondernemers, bezoekers) te betrekken bij de ontwikkeling. De uitkomsten van de masterclass vormden de basis waarop de gemeente Groningen samen met landschapsarchitectenbureau LOLA de nieuwe Inrichtingsleidraad voor de binnenstad heeft ontwikkeld (zie kader).
‘We hanteren een soort Plan Do Check Act-cyclus,’ vertelt Van Osnabrugge. ‘We hebben een project, passen de leidraad toe, ontwikkelen een concreet ontwerp en vandaaruit kijken we: oké, hoe werkt dit nu? We zijn ons er zeer van bewust dat het masterplan Ruimte voor Ruimte de stad veel heeft gebracht, maar we willen nu fexibeler omgaan met de openbare ruimte. De nieuwe leidraad moet kaders schetsen maar ook voldoende vrijheid bieden om diversiteit mogelijk te maken.’
Onderdeel van de leidraad is een soort toolbox met instrumenten waarvan placemaking er een is. Van Osnabrugge: ‘Daarmee borgen we de benadering in onze toekomstige werkwijze want de leidraad heeft een houdbaarheid van ver voorbij de 4 à 5 jaar van een normale projectplanning. Een andere tool die we expliciet in de leidraad willen opnemen, is het teruggeven van de stoep aan de stad, zodat bewoners en gebruikers van panden hem kunnen gebruiken om hun identiteit – dat wat er achter de gevel gebeurt – te laten zien.’
Het afgelopen jaar heeft de gemeente een aantal experimenten in de stad gedaan en die ervaringen weer meegenomen in de ontwikkeling van de leidraad. De herinrichting van de Astraat/Brugstraat die in september 2017 van start ging, is zo’n eerste ‘doordacht experiment’, vertelt Van Osnabrugge. ‘Door die straat gaan elke dag 25.000 fietsers en 10.000 voetgangers. 61 procent van de bezoekers aan de Groningse binnenstad komt op de fiets. Dat is onder meer het gevolg van het feit dat we de fietser vertroeteld hebben. Maar we beginnen tegen bepaalde grenzen op te lopen als het gaat om fietsparkeren en het goed mengen van verkeersstromen; er ontstaan steeds meer conlficten met voetgangers. Wij zeggen nu: we willen die voetganger op nummer 1 zetten. Het was even wennen om te denken vanuit waar we naartoe willen en hoe we dat voor elkaar willen krijgen, in plaats van de plannen af te stemmen op de bestaande situatie.’
Daaruit kwam het idee voort om met shared space en alternatieve fietsroutes juist de voetganger meer plek te geven. De Astraat/Brugstraat veranderde daardoor van een doorgaande, geasfalteerde rijbaan in een opeenvolging van plekken en stukken straat, waar het fietspad overgaat in plekken die veel meer op verblijf gericht zijn. ‘Uit eerdere experimenten, bijvoorbeeld in de Folkingestraat, weten we dat shared space in afwisseling met doorstroming functioneert,’
vertelt Kalfsbeek. ‘Als het druk is, denkt de fietser, hé wat is mijn plek? En in die ‘verwarring’ gaat hij heel langzaam fietsen, stapt hij af, of kiest hij een andere route. Daar willen we naartoe: dat we een gevoel creëren waardoor mensen dat soort keuzes gaan maken in plaats van dat wij een bord neerzetten waarmee je zo’n straat bijvoorbeeld op zaterdag afsluit voor fietsers.’
Voor de ontwikkeling van de nieuwe leidraad was het zaak eerst goed te analyseren hoe de stad nou eigenlijk werkt. Daar kwamen een paar vaste maten uit, zoals een (hybride) rijloper van 3,5 meter voor hulpdiensten, vrachtverkeer en fietsers, en een obstakelvrije ruimte van 2,5 meter voor de voetganger. Die twee samen bepalen of er ruimte overblijft en zo ja, welke ruimte er overblijft voor de stoepen. De nadruk ligt erop zoveel mogelijk ruimte vrij te houden voor de voetganger. Door straten niet te asfalteren en geen stoepranden aan te leggen wordt nog eens extra benadrukt dat voetgangers voorrang hebben.
Kalfsbeek: ‘Dat soort dingen moet je eerst afpellen om te weten wat de speelruimte is. In de leidraad hebben we een kaart getekend waarop je kunt zien wat we echt nodig hebben voor het functioneren van de stad en wat we dan over hebben aan vrije ruimte. En van dat laatste hebben we gezegd: dat kun je heel mooi koppelen aan participatie.’
‘Dat zijn de plekken waar we placemaking heel specifiek kunnen toepassen,’ vult Van Osnabrugge aan: ‘Bijvoorbeeld op het Minervaplein waar de kunstacademie zit. Daar liggen veel kansen voor groen, cultuur en kunst. Tijdens het placegamen is er daar een plekkenteam geformeerd. Daarin zitten ondernemers, bewoners en de locatiemanager van de kunstacademie Minerva.’
‘We zijn laatst op bezoek geweest de directeur van Minerva,’ vertelt Kalfsbeek. ‘Samen hebben we gekeken hoe we hun langetermijnplannen konden laten aansluiten op wat zij en wat wij willen met de binnenstad. Daaruit kwam voort dat die plek echt een podium voor de stad kan worden. En doordat je daarover praat, ontstaan er ook heel andere gesprekken. Het Minerva-gebouw is heel erg naar binnen gericht. Nu gaan zij ook nadenken over hoe ze hun gebouw en de openbare ruimte beter op elkaar kunnen laten aansluiten, bijvoorbeeld door een mooie, open toegang te maken voor het restaurant dat ze aan de voorkant hebben.’
‘Dat is het wenkend perspectief,’ beaamt Van Osnabrugge, ‘dat met elkaar nadenken over waar je als binnenstad naartoe wilt ook leidt tot heel andere gesprekken op het niveau van individuele vastgoedontwikkeling over wat er in die plint gebeurt.’
‘Door het samen te doen, maak je ook gewoon een beter plan,’ concludeert Kalfsbeek. ‘Dat vind ik ook het bijzondere aan de plekkenteams en het betrekken van doelgroepen. In het verleden spraken we plannen individueel met mensen door maar doordat je nu met elkaar aan tafel zit, begrijp je elkaars belangen beter.’
Interested? Join The City At Eye Level and share your story!
Discover moreDe Inrichtingsleidraad is nadrukkelijk geen handboek dat voorschrijft hoe en wat er moet worden ontworpen, maar eerder een gids met keuzes op hoofdlijnen. Inspirerende voorbeelden en inrichtingsprincipes zorgen ervoor dat men niet telkens opnieuw het wiel hoeft uit te vinden. De geboden kaders garanderen de samenhang en herkenbaarheid in de binnenstad, maar bieden ook voldoende
ruimte voor de eigen identiteit van straten of een buurt. Per type straat of plein geeft de leidraad inrichtingsprincipes, aandachtspunten en accenten. De concrete uitwerking kan vervolgens samen met de omgeving en andere belanghebbenden vorm krijgen.