Keep up with our latest news and projects!
Stedenbouwkundige Eric van Ulden en stadspsycholoog Sander van der Ham pleiten voor rehabilitatie van de stoep zoals die van oorsprong bedoeld was: een bufferzone tussen publieke en private ruimte. En laten we hem dan ook weer gewoon stoep noemen, want: ‘Als we het hebben over de hybride- of overgangszone snapt eigenlijk niemand waarover het gaat, terwijl we er zo’n mooi woord voor hadden.’
‘Een zoekactie op Instagram met #stoep die ik een paar jaar geleden deed, leverde vooral hits van stoeptegels en hondendrollen op,’ vertelt stedenbouwkundige Eric van Ulden. ‘Maar er zat ook één foto bij van VS-correspondent Erik Mouthaan die naast #stoep ook #stoop had gebruikt. Die laatste hashtag leverde allemaal mooie foto’s op van de stoep zoals die oorspronkelijk in Nederland ontstaan is: een ruimte voor de voordeur van zo’n 1.25 meter die bij het huis hoorde. In Amerika zie je het ook vaak in de vorm van een veranda, of een trappetje. De oorspronkelijke stoep noemen we nu een overgangszone, hybride zone of tussenruimte. Maar eigenlijk snapt niemand dan waarover je het hebt, terwijl we er zo’n mooi woord voor hadden. Het is onze missie om zowel de stoep zelf als de betekenis van het woord terug te brengen naar zijn oorspronkelijke definitie.’
‘Maar wel in een modern jasje,’ vult stadspsycholoog Sander van der Ham aan: ‘zodat de stoep in de huidige maatschappij een bijdrage kan leveren aan het leven op straat en aan de gemeenschappen in buurten.’
De stoep ontstond in Nederland zo’n 500 jaar geleden als bufferzone tussen huis en de rijtuigen en het drukke leven op straat. Ironisch genoeg verdween hij in de achttiende eeuw juist doordat het steeds drukker werd in de steden. De Hollandse stoep werd ingeruild voor het Franse trottoir: een verkeerskundige ruimte met een stoeprandje eraan waarover mensen heen en weer konden wandelen. In 2011 besloten Eric van Ulden en Daniel Heussen onderzoek te gaan doen naar de functie van de stoep. Omdat ze nadrukkelijk ook naar de sociale functie van de stoep wilden kijken, vroegen ze stadspsycholoog Sander van der Ham mee te doen. Het onderzoek resulteerde in 2015 in de publicatie van het boek De stoep. Ontmoetingen tussen huis en straat.
‘Het lukt blijkbaar niet om stedelijke ruimte zo te ontwikkelen dat het vanzelfsprekend is om elkaar te ontmoeten,’ zegt Van der Ham. ‘Het lijkt wel alsof we buurthuizen nodig hebben of andere instanties om voor ons het contact te leggen. Terwijl de stoep, een kleine ruimte voor de voordeur, gewoon de plek kan zijn waar je laagdrempelig contact kunt leggen met de mensen die om je heen wonen.’
Noors/Zweeds onderzoek dat liet zien dat meer dan 80 procent van het informeel contact tussen buren in overgangszones plaats heeft, werd door het Nederlandse onderzoek naar de stoep bevestigd. ‘Mensen die zulke overgangszones gebruiken, hebben significant vaker contact met hun buren,’ zegt Van der Ham. ‘Niet alleen maken ze vaker een praatje voor de deur maar ze spreken ook vaker met elkaar af. Bovendien kunnen ze de levensstijl van hun buren beter inschatten. Zelfs als alleen je fiets tegen de gevel staat, helpt dat al. Het feit dat je daar een paar keer per dag een paar momenten bent, heeft een enorme sociale functie. Dus als het gaat over individualisering van de maatschappij en over polarisatie dan zou die stoep daar zomaar een belangrijk tegenwicht in kunnen bieden. Mensen maken er een praatje met elkaar over het weer, de straat en over of het er prettig wonen is. Het zijn juist dat soort praatjes die ervoor zorgen dat mensen elkaar leren kennen. Het terloopse praatje als middel tegen individualisering en polarisatie in de maatschappij.’
Uit het onderzoek bleek ook dat zodra er iets op de stoep staat, de blik van voorbijgangers daarheen wordt getrokken en ze dus minder naar binnen kijken, waardoor de bewoner zich vrijer voelt. Van Ulden: ‘Tijdens ons onderzoek kwamen we in Blijdorp (Rotterdam) bij mensen die niks voor hun huis hadden waardoor voorbijgangers heel dicht langs het raam liepen. De bewoners bleken helemaal geen gebruik te maken van de ruimte die aan de straat grensde. Dat was een soort museum, een ‘kijkhuis’ geworden. Ik vind eigenlijk dat je het mensen niet kunt aandoen om een huis direct aan het publieke domein te laten grenzen. Net zoals we bij het ontwerpen een bepaalde ruimte reserveren voor parkeren, moeten we dat als het even kan ook doen voor de stoep.’
‘Dat maakt zo’n straat niet alleen prettiger voor de bewoners, maar ook voor voorbijgangers,’ zegt Van der Ham. ‘Wie een straat inloopt met allemaal voortuintjes, potjes en plantjes, voelt zich veiliger omdat zichtbaar is dat het een plek is waar mensen om geven.’
Gelukkig zijn er al plekken waar het goed gaat. Zoals op IJburg in Amsterdam, waar zo’n Hollandse stoep deel uitmaakte van het stedenbouwkundig plan. Alle architecten en stedenbouwkundigen waren verplicht die ruimte in hun ontwerpen op te nemen en dat heeft goed gewerkt. En ook buiten de Randstad keren de stoepen terug. Groningen is in de binnenstad bijvoorbeeld heel bewust bezig de overgangsruimtes terug te geven aan de bewoners.
Op weinig plekken is het verschil tussen wel of geen stoep zo duidelijk te zien als op Katendrecht (Rotterdam) waar een deel van de appartementencomplexen aan de kade wel en een deel niet is voorzien van een kleine zone voor de gevel. Van der Ham: ‘Daar waar het niet is gedaan, gebeurt er geen klap op de stoep. Mensen trekken het liefst de gordijnen dicht en de publieke functies die er zitten, zijn naar binnen gekeerd. Daar waar het wel is gedaan – simpelweg door een soort band in de stoep te leggen – zie je dat mensen die ruimte zijn gaan gebruiken. En dat is na een jaar of 3 nu uitgegroeid tot een weelde aan groen.’
Die beplanting draagt ook nog eens bij aan de veerkracht van de stad en haar vermogen tot klimaatadaptatie. ‘Waar wij in eerste instantie vooral geïnteresseerd waren in de sociale functie,’ zegt Van Ulden, ‘zie je nu ook andere ontwikkelingen samenvallen met de terugkeer van de stoep voor de deur. Die overgangszones – soms alleen maar een geveltuintje van een stoeptegel breed –, bieden ruimte aan insecten zoals bijen. Doordat planten water verdampen en voor schaduw zorgen, brengen ze koelte naar de stad, die veel warmer is dan het omliggende land. Ook verkleinen de tuintjes de kans op overstromingen doordat niet al het regenwater in de riolering terechtkomt.’
Interested? Join The City At Eye Level and share your story!
Discover more‘De stoep blijkt eigenlijk op heel veel vlakken een belangrijke ruimte in de stad te zijn,’ vult Van der Ham aan. ‘Het is iets dat de mensen zelf graag willen bovendien. Daardoor komt het als een soort web over de stad te liggen, geïnitieerd door bewoners zelf. Dat is een heel krachtig iets.’